![]() |
|
INFO | |
ROOTS & ROSES website |
review: witteMVS
photo©Yourt comments: mail |
CONCERT REVIEW | |
![]() Met zijn twee grote evenementstenten met podia en een uitgebreide horeca-luifelcomplex, in combinatie met een programma van twaalf bands om U tegen te zeggen, gaat Roots & Roses zich al meteen in het segment van de grotere festivals plaatsen. Hiermee bewijst de organisatie Boogietown dat ze hun know-how niet kwijt gespeeld hebben in de zeven jaren die ons scheiden van het laatste Boogietown festival te Court Saint-Etienne. Het succes heeft dus niets met toeval te maken, maar het rotsvaste vertrouwen in deze organisatie van de talrijke bezoekers stond hier borg voor. Proficiat Boogietown vanwege Rootsville (naburige steden in Musicland) en al zijn medewerkers en lezers. Wij kijken al uit naar wat volgend jaar ons zal bieden. Want wij mogen een boon wezen als hier geen sequel op komt.
Met de gitaarnek de hi-hat crashende, zingt hij en speelt harmonica in nekgareel. De kerel heeft zelfs geen tijd om te zweten. Een zeer stevige act die bij mij The Black Keys en Bob Log III van de Fat Possum stal voor de geest toveren. Maar ik moest ook denken aan de vroege Stranglers toen hij zijn “Two Grams” speelde, en tijdens “Le Redresseur de Torts” kwam zowaar de geest van Jacques Dutronc, tout nu dans son bain, overzweven. Zowel qua songsfeer als tekstuele inhoud. Een straf begin, begot.
Gitaar, drums, aangevuld met washboard en de draaitrommel van een afgedankte Zanussi, en standup bass zijn de werktuigen van dit hyperkinetische trio. Sterk ritmisch en staccato wordt niet alleen de bluescatalogus, maar een heel stuk rock geschiedenis in de wastrommel zotgedraaid tot het er als Hell’s Kitchen Music wordt uitgeslingerd. Maar meestal zijn het eigen nummers die geschoeid zijn op illustere voorbeelden. Vuurkracht en amusement is ook weer eigen aan deze band. Eigenschappen die van toepassing zullen blijken te zijn op de ganse affiche van dit festival. We zijn nog maar twee acts ver en het kan eigenlijk al niet meer stuk.
Alhoewel hij van Austin afkomstig is, ziet hij eruit als een hillbillie. Amusement is ook hier weer het codewoord, maar hij kan ook een rustige ballad flatpickend neerpoten, met ernstige tekst bovendien. Luister maar eens goed naar “Still Drunk, Still Crazy, Still Blue” als je durft. En dat is niet om te lachen.
In deze eclectische set laten door Roland gezongen standards uit de dertiger jaren van vorige eeuw, zich probleemloos vergezellen door het eigentijdse en experimentele materiaal van deze drie genieën. Het is niet iedereen gegeven om een zeer funky gegeven te laten opvolgen door Blind Willie McTell’s “Broke Down Engine”. Roland schittert hier op de manier waarop hij deze oude delta-goden alle eer aan doet. Magic in the air.
The Experimental Tropic Blues Band uit Liège heeft zichzelf klaargestoomd en schiet meteen uit zijn krammen. We kunnen ons even schaamteloos terug catapulteren naar de hoogdagen van de punk toen de Clash en de Sex Pistols de rockwereld regeerden. “Hippidy Hop” heeft de speed van de geschifte Live Wire of The Count Bishops in zich. En toch in de blues geworteld getuige “Goddamn Blues” geeft deze gezellig gestoorde band zich over aan wat ze het liefste doen : voluit gaan, met een volwaardige ‘take no prisoner’-sound. The Cramps hebben hen niet onberoerd gelaten en zelfs Dick Dale zal daar ergens backstage in zijn caravan bekende gitaargeluiden onderkennen in het hardcore werk van deze Liègeois. Helaas weinig bekend aan deze zijde van het taallint. Maar daar kan bij deze wat aan gedaan.
Samen met broer Bert, die eveneens gitaar speelt, en de stevige ritme tandem à la Double Trouble, Gerry “Fever” Fiévé op drums en Cédric Cornez op bass, brengt hij ons een soort van bluesrock dat het midden houdt tussen Arc Angels en Spin Doctors. Voor ons dus niet gelaten, vooral daar Fred en ook Bert het soort van oeverloos pentatonisch gesoleer achterwege laat. Fraaie songs komen er voor in de plaats, met een begin, midden en einde. Zeer sterk bijgebleven, is de meezinger “Let It Go” (echte titel is “The Truth About Little Leo”) dat zowel Beatles- als Stones-invloeden insluit. Toch blijft Fred’s materiaal zeer origineel, en je hoort dat ze arrangementsgewijze gegroeid zijn met elke repetitie en optreden. En zo hoort dat, zo blijven songs fris en energiek en gaat een set van de jongens geen enkel moment en geen ene centimeter vervelen. Zelf noemt Fred zijn muziek ‘unstable blues’. Brussels antwoord op Triggerfinger ?!? De Jos is pinten gaan halen. Vermoeiend is dat. Een perfecte timing en een strakke opeenvolging van de bands is uiteraard een must, ja zelfs een noodzaak als je er zo’n twaalf op je affiche hebt. We zijn nu halfweg en er is nog geen seconde vertraging opgelopen door de organisatie. Chapeau. Maar als je zo van de ene bandstand naar de andere moet hollen, wanneer eet je dan ? Niet, natuurlijk, is de oplossing. Trouwens, waar de brouwer leeft, vindt de bakker geen onderkomen. Ondertussen is het erf hier al goed bevolkt, en aan de eettenten, waar overigens alleen gezond voedsel verkrijgbaar is, staan lange rijen hongerigen aan te schuiven. Geen junkfood op deze weide en ook geen wimpels of uithangborden van multinationals te bekennen. Streekproducten rules on the site, en zo is het maar goed ook. Vloeibare coke is sowieso niet aan ons besteed. Dat komt goed uit.
De beide zangers Slim Cessna en Munly Munly vertoeven haast meer in het publiek dan op het podium, waarbij Munly Munly (klinkt als Marylin Monroe in de mond van Slim) zich bijna wellustig door het publiek op handen laat dragen. De set up van de band lijkt in eerste instantie die van een bluegrass outfit. Ze bespelen hun typische country instrumenten met dexteriteit, maar je ontdekt snel dat elk instrument op één of andere manier gemuteerd werd. De nek van de five-string banjo lijkt een fret of drie korter dan normaal en gaat aldus meer op een tenor banjo gelijken, maar dan met een vijfde snaar. Pentacost bespeelt ook een doubleneck gitaar die gepaintbrusht is met een zeemzoete koekendoos Christus/H.Hart-afbeelding.
De S.C.A.C. heeft nu reeds vijf CD’s en een aantal singles uit op Jelly Biafra’s punklabel Alternative Tentacles. Je vindt ze niet in je locale Free Record booth, maar wel bij I-tunes en e-Music, en wellicht ook bij CD-baby.
Ook weer zeer sterk deze A.W. en uitgekiend uitgekozen voor het showelement, net zoals alle andere acts in Roots en in Roses. Links en rechts. Het oog wil ook wat, indachtig. Die Myriam toch ! Met een suggestief en hard(on) “Mustang Sally” sluit hij af, maar het blijft nazinderen tot wanneer de volgende band in de Rootstent weerklinkt.
Les Ricains ont leur Jack Johnson, en Winchester komt, via London opzetten met deze Jon Allen. Hij schrijft al zijn nummers zelf en zingt ze ook zelf, en zou derhalve ook singer-songwriter kunnen genoemd worden. Maar ik denk dat hij daarvoor te jong is en teveel charisma uitstraalt, eigenschappen die meestal niet aan voornoemde groep kunnen toegedicht worden. Jon straalt een zekere warmte uit, vooral naar het female specimen toe. Links en rechts van mij ontwaarde ik vanuit mijn ooghoeken dat menige deerne ook warmte begon af te geven.
Tenslotte nog een woordje over de band die het presteert om ongelooflijk gewoon maar The Band te zijn, maar deze opdracht buitengewoon voortreffelijk uitvoert en daarvoor de publieksprijs in de wacht sleept. Jon Allen doorwaadt een blitscarrière die begon half 2009, een klein jaar geleden dus dat hij zijn openbare leven startte, en in die tijd levert hij ons ook zijn eerste en voorlopig enige album af. “Dead Mans Suit”. Een aanrader overigens. Hier horen we nog van, Jon gaat nog brokken maken.
Ondertussen hebben ze al wat baard en snor gekregen en de allures van een tweemansband die al vele wateren hebben doorzwommen. En dat zal wel zo zijn ook. In maart eerder dit jaar haalden ze de AB met inbegrip van de ondertussen reeds legendarische live stream naar onze huiskamers toe. En nu ook de rootsfestivals dus. Na Roots and Roses toeren ze uitgebreid door Frankrijk, Lille, Limoges, Bordeaux… dan wordt Nederland plat gespeeld, als dat al nodig is, met een passage op Pinkpop, tussendoor nog wat België meegenomen, terug naar Frankrijk, Spanje, Duitsland, afspraak te Werchter ook met ene Schuermans en een zeventigduizend andere levende zielen, kortom, hun balboekje staat goed vol.
Gitarist Jan Paternoster verhuist zijn gitaarcollectie naar elke gig ten behoeve van zijn gemak. Elke gitaar in een andere tuning, dan verliest hij geen tijd met herstemmen tussen de nummers. Dries Van Dijck volstaat met één drumstel, gelukkig. Een zeer sterke rampetampende set. Maar om de eentonigheid even te doorbreken, denk ik dat ze die heftige wall of sound zouden moeten afwisselen met rustigere songs, zoals eergenoemde “Never Alone…”, een nummer dat ze niet eens ten gehore brachten. Maar de Roses-tent scheurde haast uit haar voegen van ’t volk.
Hij dreigde op zeker moment weg te deemsteren in de vergetelheid, hij werd geveld door een hartaanval en allerlei beslommeringen hielpen hem bijna het hoekje om. Toen dook die andere koning op, die van de pulpcinema.
Ook Link Wray heeft zich nog voor een korte tijd gelaafd aan de bron van de hernieuwde interesse voor zijn geliefde muziek en liet een ge-update versie van zijn monsterhit “Rumble” weerklinken vanuit de fjorden van Noorwegen waar hij zich had gevestigd in peis en vree. Dale brengt ons “Rumble” vanavond. Als eerbetoon aan die andere, ondertussen overleden, grote meneer van de surf, Wray. Nu is net dit nummer het schoolvoorbeeld van hoe iets oersimpel, ongecompliceerd eenvoudig, toch een dijk van song kan opleveren. Want geef toe, “Rumble” kan je niet ontleden of bespreken, het is niet meer dan…rumble, inderdaad. Maar tegelijk reflecteert het de essentie van de surfrock.
Ze openen met een surfnummer ter ere van Dick Dale die in de naburige tent nog zijn spulletjes bijeen raapt. Dave Gonzalez is er zelf het gat van in dat ze weer bij elkaar zijn en bovendien precies hier in België op hetzelfde festival (?!?) als waar ze in 2003 hun laatste gig ten beste gaven, mogen spelen. “Follow Your Heart” komt uit de boxen gebarsten, wat heerlijk. En dat gaat zo maar door, “What Side of the Door Am I on”, “Let’s Buzz”, “Kideo”, “Big Mary”, “15 Days Under the Hood”, “One Step”, allemaal staan ze nog in ons geheugen gegrift. Yearsley zingt ook terug zijn composities “The Thing” en “Playgirl”, ondertussen op zijn upright bass balancerend. De beste rootsband aller tijden is terug. En wij hebben er al mogen van genieten.
Een prachtig festival in een geschikt kader en een voorbestemde site is hier in Lessines wedergeboren met de hulp van de meer dan bekwame vroedvrouw ‘Boogietown’. Moge zij in de komende jaren nog vele gelijkaardige kwaliteitsfestivals helpen baren. Wij zullen de borelingen telkens opnieuw komen bezoeken. Voldaan keren we huiswaarts. Het begint terug te regenen, maar dat is nu van geen belang meer. Het ganse festival is droog gebleven. Mijn gebed werd verhoord. |
|